In de zaak van Joel “Bordo” Martinus en Clifton Jongaman wierp hun advocaat Irving Kanhai excepties op. Martinus en Jongaman worden verdacht van medeplegen, medeplichtigheid tot moord, doodslag, deelneming aan een criminele organisatie, bedreiging met misdrijf, overtreding wet verdovende middelen en overtreding wet Money Laundering.
Naast deze twee verdachten staan ook de gebroeders Ph. en Albert G. terecht. Deze verdachten zijn reeds in vrijheid gesteld, terwijl Bordo en Jongaman zowel nationaal als bij Interpol op de opsporingslijst staan. De gebroeders Ph. wordt verweten, dat zij in opdracht van Bordo een vliegtuig, waarmede drugs was aangevoerd, hebben begraven. De broers zijn zwaar materieel operators.